Marjolein Pieks
'naere nacht van benaude drie jaeren'
‘naere nacht van benaude drie jaeren’
na drie jaren elke nacht onthoofd te worden,
ieder dromend uur gebrandmerkt, elke ochtend
mijn eigen tong met een zure goedemorgen
doorboord te weten
zijn mijn uitgestoken binnenogen
of de herinnering aan deze pijnbank
weliswaar vuur maar nog steeds geen as
nog steeds hunker ik naar de God in het mannenmens
nee, een Keerlen God, een man die
heeft gewoond, geleefd en gevochten
voor de liefde, een man die het leven viert
dankzij de verliezen en daardoor mij erkent
nog steeds hunker ik naar een camera caminata
die heldinnenbrieven verscheurt,
zijn liefde tussen kasteelwanden perst
op zoek naar het sap van vermenigvuldiging
wetend dat hij de enige is
er gaat geen dag voorbij
of ik hunker naar een dichter
dan wel Eglentier die me rondleidt
van kerker naar binnenplaats,
naar nok, naar gracht, naar tuin
en weer terug
Verslockt, verslint, verteert, al watter sterck mach lijcken
Soms heet ik Heleonora of
Christina, Brechje, Anna, Susanna
of zelfs Maria
maar nog steeds is oud de liefde
en meervoudig haar gelaat
er gaat geen dag voorbij
nog steeds niet of ik hunker