Wietse Hummel

de nijdige tijd die versnelt

hoe is het, heb je iemand bij de hand?
sommigen krijgen niet veel gezelschap
weet je nog? opwinding die bleef zoeken
naar de horizon, vanuit de toren

verlustigend kijken naar de smaken
van een pruimenhof? als er een plek is
van verboden fruit, dan is het wel hier
want hier heeft de tijd niet huisgehouden

met dagelijks ongeduld van muzen –
dit droomde ik nu en zal het weer doen,
ik sta op het punt om alle teksten
die ooit zijn rondgegaan te herschrijven –

hoe kan ik in schone stille zalen
het verstrijken van eeuwen ontvluchten?
een heraut knipoogt me naar een uitweg
om te ontkomen aan de dichtersblikken:

kies weloverwogen een edel plan
en neem ruimte, geuren en geluiden
op en dool in de oude kringen rond –
kus me lief en zacht, mijn verloren jeugd!

het liefst blijf ik binnen opgesloten
als een wachter op uitkijk naar lelies
die zich nu onbeschreven openen –
het is de nijdige tijd die versnelt

en als die niet meer is dan een grijsaard,
wiens pen danst er dan op de maten van
onstuimig hart, hijgende adem en
euforie van goddelijke schoonheid?